Ik trek mijn motorkleding aan en haal mijn 60/7 onder z'n
zeiltje vandaan. Toch maar even voorzichtig op straat voelen of het niet al te
glad is. Een beetje, maar dat is het altijd in de winter want mijn straat wordt
op z'n vroegst eind maart gestrooid, als werkelijk alle andere wegen aan de
beurt geweest zijn. Maar ach, na vijfhonderd meter met de voetjes aan de grond
ben ik op de doorgaande weg, en na nog eens een kilometer op de A27. Die is
zeker berijdbaar. Niets aan de hand.
Dus ik ga. Zoals elke dag. De boxer voegt vrolijk pruttelend op de choke nog wat witte wolkjes toe aan de mist die er al hangt en zonder
problemen kom ik de wijk uit en even later aan in de stad. Oei, de mist is hier
toch wel wat dichter dan ik had verwacht. Maar ja, ik kan moeilijk terug, daar
wordt het zicht heus niet beter van en ik moet toch om acht uur op m'n werk
zijn. Voorzichtig door de lange rechterbocht bij Blauwkapel naar de oprit.
Gelukt, en mondjesmaat geef ik een beetje gas bij tot ik met een gangetje van
tachtig over de snelweg rij, richting Hilversum. Best fris toch, in mijn
Belstaff vetpak met twee truien.
Het is helemaal niet druk, zoals ik verwacht had.
Integendeel, ik ben vrijwel alleen en de paar auto's die er nog rijden haal ik
zelfs met tachtig gemakkelijk in. Dat is gek. Misschien durven de mensen toch
niet de weg op. Wat een onzin. En dan zie ik rechts van de weg lichtbundels,
die vrijwel loodrecht omhoog schijnen. Eerst twee, dan nog twee. Die horen daar
niet, besef ik. Ik kijk nog eens en dan zie ik het. Onderaan het talud liggen
auto's! Dat kan maar één oorzaak hebben, maar ik krijg geen tijd om daarover na
te denken, want op datzelfde moment begint mijn motor ernstig te pendelen.
Rustig blijven nu. Geen overhaaste dingen doen en vooral niet remmen! Heel
voorzichtig draai ik beetje bij beetje het gas dicht. De snelheid loopt terug
naar zeventig, zestig, vijftig en dan houdt de zenuwslopende beweging onder me
plotseling op. De motor gedraagt zich weer en ik durf zelfs terug te schakelen.
De rest van de weg rij ik niet harder dan veertig, maar ondanks dat is mijn
ademhaling nog lang niet tot rust gekomen als ik op mijn werk arriveer.
Bert Muns (Weesp)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten